Homepage 'de Luikerwaal'

De Kunst om een Geest op te wekken
deel 1

Vanaf het allereerste begin heeft de toverlantaarn een sterke band gehad met de dood en alles wat daarmee samenhangt. Van één van de uitvinders, Athanasius Kircher, gaat al het verhaal dat hij ontrouwe kerkbezoekers de stuipen op het lijf joeg door afbeeldingen van de duivel en de dood op de papieren ramen van hun woningen te projecteren.

Steeds weer terugkerende onderwerpen tijdens voorstellingen met de toverlantaarn waren spoken en geesten, kerkhofscènes en skeletten.

Een bekende optische
truc om de illusie van een geestverschijning te creëren met behulp van een toverlantaarn werd al rond 1870 in de theaters vertoond en stond bekend als Peppers Ghost, omdat John Henry Pepper, een Londense hoogleraar scheikunde, de eerste was die er in slaagde deze illusie op het toneel uit te voeren.
In oktober 1833 was er nog een aantal roemruchtige geestverschijningen te zien op de Oude Schans te Amsterdam. Dit fenomeen trok avond aan avond veel kijkers, tot bleek dat waarschijnlijk een paar studenten met een toverlantaarn verantwoordelijk waren voor de illusie.



De dichtende makelaar Jacob van Oosterwijk Bruyn publiceerde er in 1834 een rijmpje over in de Almanak voor Blijgeestigen. Dat werd nog lang in Amsterdam gezongen:

Al op de Oude Schans
Daar is de Spokendans
En aan de overzij
Daar lopen de meisjes vrij.

 

 

DE GEEST.

De dagen der toovenaars en heksen zijn gelukkig voorbij, en als in deze negentiende eeuw eenig verschijnsel zich opdoet dat slechts eenigzins naar het wonderbare of het geheimzinnige zweemt, is de wetenschap aanstonds daar, om op bekende en onomstootbare gronden het geheim aan den dag te brengen.

Zoo ging het er ook mede toen eenige jaren geleden de zoogenaamde "geest" zoo de algemeene aandacht gaande hield. Wij mogen deze vertooning in het onderhavige werkje daarom vooral niet voorbijgaan, om het groote aandeel dat de tooverlantaarn met zijn sterk licht op de daarstelling heeft gehad.



De plaat over het titelblad doet zoo duidelijk de daarbij noodige inrigting zien, dat eigenlijk elke verdere beschrijving, hoe men in dezen tijd geesten kan oproepen overbodig mag geacht worden. Men ziet dat de toeschouwers geplaatst zijn op eenigen afstand in eene bijkans geheel donker gemaakte zaal. Vooraan is een tooneel waarop de acteurs bezig zijn.

Voor de toeschouwers nu zijn beide levende vertooners, terwijl inderdaad de een slechts eene schim, een spook is, dat dan ook al eene schim komt en gaat. De werkelijke levende witte "vrouw" staat onder het tooneel, voor den toeschouwer verborgen door het gewone planken beschot waar tegenaan het orchest is gezeten; de tooverlantaarn, van oxy-hydrogeen licht voorzien, werpt zijne stralen met volle sterkte op haar, en deze worden teruggekaatst naar het schuins staande ongefoeliede spiegelglas, om even ver daar achter te verschijnen als de persoon of het beeld zelve er voor staat. De levende tooneelspeler op het tooneel ziet inderdaad niets; hoe goed nagebootst zijne uitdrukking van verwondering ook zijn moge, ziet hij slechts in de ledige ruimte, daarheen waar men hem gezegd heeft dat de verschijning zal komen, want alleen de toeschouwers zijn zoo geplaatst dat zij bedrog voor waarheid kunnen aannemen.

Men ziet hieruit dat het eigendommelijke der vertooning gelegen is in het verbinden van levende acteurs met zulke die slechts als visioen bestaan, en in het volhouden der begoocheling; zoolang tot het stuk eischt dat het spook zal verdwijnen. Dit verdwijnen van de schim geschiedt, eenvoudig door het licht plotseling of langzaam uit te draaijen, naar de omstandigheden dit vergen.

Voor eenen goeden uitslag der vertooning moet men op enkele kleinigheden letten; b.v. als de geest den regter arm moet opligten, moet de persoon onder het tooneel den linkerarm bewegen; zoo ook moet men bij de kleeding opletten dat b.v. een zwaard aan de regter zijde moet hangen; dat hij bij het schrijven zulks met de linkerhand doen moet enz. enz.


Bron: De Tooverlantaarn. De Wijze van samenstelling en gebruik, alsmede De Kunst om een Geest op te wekken, door een Spook. Amsterdam, C.L. Brinkman 1873.

Dit boek is de Nederlandse vertaling van: The Magic Lantern. How to buy and how to use it; also How to raise a Ghost, by 'a mere Phantom'. London, Houlson and Wright 1870.

De Fantasmagorie van Robertson.



 
De Belg Étienne-Gaspard Robert was als kind al gefascineerd door de wetenschappen. Hij studeerde natuurkunde aan de Katholieke Universiteit Leuven, waar hij professor werd in de optica. Het werken met optische instrumenten zou later bijzonder nuttig zijn voor zijn carrière in het theater, maar in 1791 verliet hij België en verhuisde naar Parijs, waar hij artiest wilde worden.

Na zijn verhuizing begon Robert te werken aan de show die hem beroemd zou maken: de fantasmagorie.
Robert ging uit van de basistechniek van de toverlantaarn en voegde daar zijn optische kennis aan toe, waardoor hij de geprojecteerde afbeeldingen kon laten uitdijen of inkrimpen. In 1799 vroeg hij patent aan op een toverlantaarn op wielen, de Fantascope.

Bekwaam geschilderde lantaarnplaten werden gebruikt voor de afbeeldingen van geesten en spooksels. Door het gebruik van rook en spiegels kon hij de projectoren verbergen. Hij gebruikte veel acteurs en buiksprekers om muziek, beweging en stemmen aan het spektakel toe te voegen.
 
Les Spectres (de geestverschijningen). Franse trade card waarop de truc met de spookverschijning op het toneel staat afgebeeld, met op de achterkant een reclame voor een cichorei-product.

Een andere manier.....

 

  English version......  Wat is er nieuw op de site? ©1997-2021 'de Luikerwaal'
Alle rechten voorbehouden.
Bijgewerkt tot 15-05-2021.
Naar bovenrand pagina......