Homepage 'de Luikerwaal' WEDEA - Toverlantaarnplaten van Nederlandse makelij.
Tijl Uilenspiegel.

Uitgeverij Wedea uit Amsterdam bracht in de jaren dertig diverse series lantaarnplaten op de markt onder de naam 'City-Series'. Deze serie Tijl Uilenspiegel bestaat uit 12 stuks platen in de maat 8,2 x 8,2 cm. De lantaarnplaten zijn voorzien van een dekglas dat hen beschermd tegen beschadigingen.

De tekeningen van Kate Philipsen zijn met de hand ingekleurd. Kate was onder meer bekend van de illustraties in de boekenreeks Kinderleven geschreven door H.J. Jacobs die in november 1930 op de markt kwamen (bron: Nieuwsblad voor den Boekhandel).

 Uit de bijgesloten tekst valt tevens op te maken dat de overige titels in deze serie waren: Roodkapje, Schoone Slaapster, Gulliver bij de Reuzen, Gulliver bij de Dwergen, Robinson Crusoë en Een-oogje, twee-oogje, drie-oogje.

1. Tyl Uilenspiegel, die zijn heele leven streken uitgehaald heeft.

(tekst van het bijgevoegde tekstblad in de oude spelling)
2. Tyl wordt voor de tweede maal gedoopt. Wanneer hij op de arm van zijn baker terugkomt van den eersten doop stapt de baker mis en valt van de plank in de sloot. Tyl's vader haalt ze er beiden uit. 3. Tyl wordt voor de derde maal gedoopt. Thuis gaat hij weer in bad om 't vuile slootwater af te waschen.
4. Als hij een jaar of acht is mag Tyl met zijn vader mee naar de stad. Hij zit vóór op het paard en de vader begrijpt maar niet waarom alle menschen op den weg staan blijven en z'n Tyltje zoo boos nakijken. 5. Tyl is nu volwassen en zoekt werk. Dan komt hij een ouden vriend tegen, die hem het vak wel leeren wil. Hij moet nog verderop, maar wijst Tyl alvast 't huis. 'Zie je dat raam, daar moet je in. 'Tyl voert dit woordelijk uit en springt vroolijk door de ruit. 6. De kleermaker en zijn vrouw vinden dit wel geen goed begin, maar hij mag toch blijven en moet dan een nieuwe jas maken naar hetzelfde model van de oude. Dit doet Tyl, maar knipt er ook dezelfde scheuren in en zet er een paar lappen op. Dan wordt hij het huis uitgejaagd.
7. Nu komt hij den kok van 't paleis tegen, die net een koksjongen gebruiken kan. Tyl weet wie 't is en doet of hij jaren bij een kok heeft gediend. Hij moet 't vleesch braden, maar de kok zegt hem , het niet te dicht op 't vuur te zetten. Het lijkt Tyl daarom maar 't beste het naar den kelder te brengen. 8. De kok begrijpt dat Tyl hem voor de gek houdt en beveelt hem 't huis te ruimen, wat Tyl weer woordelijk uitvoert door alles uit huis te sleepen en buiten neer te zetten. 9. Tyl staat dus weer op straat, maar om aan geld te komen gaat hij naar den koning en zegt dat hij schilder is. Als bewijs toont hij een pasgekocht schilderij. Hij moet nu de portretten van de prinsen en prinsessen schilderen en krijgt daarvoor twee helpers. Maar dit edele drietal voert niets uit en neemt 't er eens van.
10. Als de koning komt kijken, maakt Tyl hem wijs dat alleen verstandige menschen kunnen zien wat er opstaat, maar gekken zien niets van de verf. De koning zegt dat hij 't prachtig vindt uit angst dat men zal denken dat hij gek is. Het heele hof is vol bewondering. Als ze er eindelijk achter komen is Tyltje verdwenen. 11. Tyl gaat met z'n twee vrienden verder. Om aan geld te komen doet de een of hij niet meer loopen kan en erge pijn heeft. Tyl gaat met z'n hoed rond en uit medelijden geeft ieder wat. 12. Maar 't laatste plaatje laat zien dat hij zoo gezond was als een visch.
Van de Visser en zijn Vrouw (Piggelmee).
(Ook bekend als 'Vrouwtje Ulebuut en Mannetje Tinterlanteen')
'Van de visser en zijn vrouw' is een sprookje uit Kinder- und Hausmärchen (KHM19), opgetekend door de gebroeders Grimm.
Een arme visser woont met zijn vrouw in een omgekeerde bloempot aan de zee. Op een dag vangt de visser een vis die vertelt een betoverde prins te zijn. De vis vraagt de visser hem weer vrij te laten in ruil voor een wens. Op aandringen van zijn vrouw wenst hij dat ze in een fatsoenlijk hutje kunnen wonen. De wens wordt vervuld; als de visser thuiskomt, zit zijn vrouw in een huisje dat compleet is ingericht. Maar de vrouw is al snel niet meer tevreden; ze vindt dat de vis ook wel een groot kasteel had kunnen geven. Ook deze wens wordt vervuld. De man is tevreden, maar zijn vrouw is dat niet. Zij wil, nu zij in een kasteel woont, koningin worden. Later wil zij zelfs keizerin worden en nog later de paus. Nog is de vrouw niet tevreden: ze wil zelf God worden en zo de macht hebben om de zon en maan te laten verschijnen. De man brengt de wens van zijn vrouw aan het visje over. Wanneer hij naar huis terugkeert zit zijn vrouw zijn vrouw deze keer opnieuw in de pot waar ze eerst in woonden, als straf voor haar hoogmoed. Ze zijn weer net zo arm als in het begin. De vrouw beseft dat ze te ver is gegaan en vraagt haar man om haar nooit meer in de steek te laten: ze zijn bij elkaar en dat is al voldoende.

De lantaarnplaten zijn van het formaat 8,2 x 8,2 cm en zijn allemaal voorzien van het bekende WEDEA handelsmerk met het schild. Een paar platen zijn gesigneerd met een monogram 'MB'.
De koffiebrander Van Nelle gebruikte dit sprookje voor reclamecampagnes. Een werknemer van dat bedrijf, L.C. Steenhuizen bewerkte het, onder het pseudoniem Leopold, tot een verhaal waarin het kabouterpaar Piggelmee en zijn vrouwtje Tureluur de hoofdrol speelt. Dit boek Van het Toovervischje werd in 1920 uitgegeven door Van Nelle. Er verschenen later meer delen. Van Nelle blijft vervolgens de boekjes heruitgeven. Later, in de jaren 50, verschenen er opnieuw nieuwe boeken van Piggelmee geschreven door andere auteurs en geïllustreerd door Nans van Leeuwen.

 
In het land der blonde duinen
En niet heel ver van de zee,
Woonde eens een dwergenpaartje
En dat heette Piggelmee.

Ook hier blijft het vrouwtje voortdurend ontevreden. Wanneer zij uiteindelijk vraagt om andere koffie verliest het visje zijn geduld en wordt boos:

En zijn antwoord klonk heel driftig
Als uit dicht geschroefde keel:
‘Dwerg, ga dadelijk naar je vrouw toe
Zeg haar dit: zij eist te veel.

Beet're dan “van Nelle's” koffie
Is er op heel d'aarde niet,
't Geen wel ieder kan begrijpen,
Die die naam op 't pakje ziet.

 


Het doosje van uitgever Wedea (niet vermeld, maar uit Amsterdam, en ook uitgever van de City Series) bevat 12 met de hand ingekleurde lantaarnplaatjes met tekeningen in het formaat 8,2 x 8,2 cm, voorzien van een dekglas.
De IJsmannetjes.

Het verhaal De IJsmannetjes van Jacq(ueline) van der Nagel werd in 1923 in de boekhandel gebracht door G.B. van Goor en Zonen uit Gouda. De illustraties in het boek zijn van Enna (Elisabeth Francisca) Nieuwenhuis (Utrecht 5 mei 1882 Renkum 2 januari 1971) gehuwd geweest met J.D. Domela Nieuwenhuis Nyegaard.

Op enkele van de afbeeldingen uit deze serie lantaarnplaten staan de initialen MB. Mogelijk betreft het hier tekeningen van Johan Briedé (1886-1980) die soms als eerbetoon aan zijn vrouw (Mary Grietje Brandsma) wel eens met MB signeerde.

In een lange rij kwamen ze aangereden, de ijsmannetjes die 's avonds de ijsbanen schoon veegden. En als deze dan 's morgens glommen en blonken als spiegels en de sneeuw in hoopjes tegen de kanten lag dan zeiden de mensen: "Kijk! De wind heeft vannacht de ijsbaan schoongeveegd!" - Die domme mensen! De ijsmannetjes hadden het gedaan, maar dat wisten zij niet, omdat de kleine kereltjes zich altijd schuil houden omdat ze bang zijn voor die grote, lompe mensen.

Toen Kees 's morgens vroeg naar de baan ging kijken waar die middag een hardrijderij gehouden zou worden, zag hij in de verte een ijsmannetje bij het riet staan. Hij dacht dat het een eend was en gooide een steen naar hem. Gelukkig miste hij, maar het ijsmannetje schudde woedend met zijn vuist en riep luid: "Wacht maar, ik zal je niet vergeten baasje!".
Die middag zat het ijsmannetje verstopt tussen het riet met in zijn hand een groot brok ijs en toen Kees langs hem reed, gooide hij het stuk ijs vlak voor zijn voeten. Kees viel achterover op het ijs en er liep een dun straaltje bloed vanuit zijn muts over het ijs.
Hij werd door een groepje mannen naar huis gedragen. Het ijsmannetje was erg geschrokken, want zo had hij het niet bedoeld. Dus bedacht hij een plannetje om het weer goed te maken.
Kees was weer bijgekomen, maar moest van de dokter nog een paar dagen in bed blijven liggen.  Iedere avond, als moeder naar beneden was gegaan, kwamen er zes kleine ijsmannetjes aan het voeteneinde van zijn bed zitten die hem om beurten een verhaaltje over hun leven vertelden.  Zo redden zij eens een baby toen de ooievaar die de baby droeg verongelukte en zij de baby naar een jonge moeder brachten.
Ook brachten zij eens twee broertjes, die verdwaald waren op het ijs van het grote meer, weer naar huis en toen ze in het verre Siberië waren, redden ze een vrouw en haar kind, die op de slee gezeten, bedreigd werden door bloeddorstige wolven.  Zij hielpen de koetsier door de wolven met hun pistolen dood te schieten.
De vijfde avond vertelde een ijsmannetje over de Noordpool en zijn ontmoeting met een ijsbeer, die dacht dat hij zijn ijsbeerjong was. Het laatste ijsmannetje vertelde dat in de lente de ijsmannetjes terug zouden keren naar het hoge Noorden. Daar woonde hun koning en aan hem moesten zij verantwoording afleggen over hun goede en kwade daden. Degenen die boos, driftig en lelijk waren geweest zouden verbannen worden. Hij bekende dat hij degene was die het brok ijs naar Kees gegooid had en nu was hij bang dat hij door de koning gestraft zou worden.
Kees zei dat hij niet boos op hem was en dat hij zijn daad allang had goedgemaakt door verhaaltjes te vertellen toen hij ziek was. Bovendien had hij immers het eerst een steen gegooid. Toen was het mannetje weer vrolijk en blij en wist hij zeker dat de koning hem vergeven zou.
Een week later vertrokken de ijsmannetjes voorgoed en kort daarna viel de dooi in.

Gullivers reizen is een satirisch boek uit 1726 van de Ierse schrijver Jonathan Swift. De volledige Engelse titel luidt: Travels into Several Remote Nations of the World, in Four Parts. By Lemuel Gulliver, First a Surgeon, and then a Captain of Several Ships. Uit Swifts correspondentie blijkt dat hij aan Gulliver's Travels begon tegen het einde van 1720, en het voltooide in het najaar van 1725.
Deze serie toverlantaarnplaten van de Nederlandse fabrikant Wedea (City serie nummer 5) beschrijft de tweede reis van Gulliver, naar Brobdingnag, het land der Reuzen.

Gulliver bij de Reuzen.

Tijdens een zware storm wordt zijn schip uit de koers gedreven. Bij land aangekomen gaan de mannen van boord om water te halen. Zij worden echter aangevallen door een man van enorme afmetingen die hen terug de zee in jaagt. Gulliver blijft alleen achter in een korenveld. Daar wordt hij ontdekt door een reus van een man. De situatie waarin hij verzeild raakt is op dit punt precies omgekeerd ten opzichte van die in Lilliput: daar was hij de reus, hier is hij de dwerg.

De man neemt Gulliver mee naar huis en laat hem over aan de zorgen van zijn dochter, die hem goed behandelt en hem de taal van het land leert. Hij is echter steeds in gevaar door enorme ratten en andere wezens die hem belagen. De boer besluit echter om Gulliver voor geld tentoon te stellen, waarvan zijn gezondheid ernstig te lijden heeft. Dan wordt hij bij wijze van huisdier gekocht door de koningin. Aan het hof heeft hij een goed leven, maar ook hier moet hij steeds op zijn hoede zijn voor wespen, katten, honden, een aap en de jaloerse ‘dwerg’ van de koningin. Hij komt tot het besef dat de mensen van Brobdingnag, ondanks hun enorme omvang, zeer goedhartig zijn en elke vorm van tirannie en verdrukking afwijzen. Als Gulliver aan de koning in trotse bewoordingen de situatie in Engeland en Europa uitlegt, is deze geschokt en concludeert dat het hier wel om een zeer minderwaardig volk moet gaan.

Twee jaar later, tijdens een reisje naar de kust, wordt de speciaal voor hem gebouwde reiskist opgepikt door een enorme vogel, die hem meeneemt en in zee laat vallen. Daar wordt hij ontdekt door een Engels schip en wederom keert hij terug naar huis. (bron Wikipedia)

Roodkapje.
Dit bekende sprookje is in het begin van de 19e eeuw opgetekend door de gebroeders Jacob en Wilhelm Grimm in hun 'Kinder- und Hausmärchen' onder volgnummer KHM26. Een andere variant van het sprookje werd eerder door Charles Perrault (1628-1703) opgeschreven. De versie van Perrault wijkt vooral aan het einde van het verhaal af van die van Grimm. Het verhaal van Roodkapje is zo bekend dat het verder geen toelichting behoeft.
Helaas ontbreekt de laatste plaat, maar gelukkig kunnen we in het bijbehorende tekstboekje lezen hoe dit sprookje afliep.



 
De schoone slaapster (Doornroosje)
Deze Nederlandse serie van twaalf toverlantaarnplaten met het sprookje van Doornroosje werd gemaakt door Wedea, als deel 8 van hun City Serie. Deze serie is, net als de meeste van hun andere series, zowel in een zwart-witte als in een ingekleurde versie verschenen. De laatste plaat is hier helaas niet in kleur aanwezig.
Een aantal platen is voorzien van de initialen van de tekenaar, 'RT'.
 

Eenoogje, tweeoogje en drieoogje.

Een sprookje uit Kinder- und Hausmärchen met volgnummer KHM130, opgetekend door de gebroeders Grimm. De oorspronkelijke naam is 'Einäuglein, Zweiäuglein und Dreiäuglein'.
Dit sprookje bevat elementen van wat meer bekende sprookjes zoals Tafeltje dek je, ezeltje strek je en knuppel uit de zak.

Deel 4 van de City-Serie bevat 12 vierkante platen van 8,2 x 8,2 cm. De platen zijn gesigneerd 'K.Ph', naar alle waarschijnlijkheid door Kate Philipsen, de vrouw die ook de serie Tijl Uilenspiegel tekende.
Een moeder heeft drie dochters. De oudste heeft één oog in het midden van haar voorhoofd, de tweede ziet er normaal uit en de derde heeft drie ogen. Omdat Tweeoogje er net zo uitziet als gewone mensen, wordt ze slecht behandeld door haar moeder en zussen. Ze krijgt lelijke kleren en alleen restjes te eten. Een oude vrouw leert haar hoe zij een gedekte tafel kan oproepen als ze "geitje mek, tafeltje dek" roept. Ook schenkt ze haar een prachtige boom met bladeren van zilver en vruchten van goud die voor de voordeur groeit.

Zoals dat hoort in sprookjes ontmoet zij aan het eind van het verhaal een jonge ridder die Tweeoogje op zijn paard naar het kasteel van zijn vader brengt en de bruiloft wordt gevierd. De zussen worden nu nog jaloerser, maar ze zijn blij de boom nog te hebben. De volgende ochtend is de boom echter verdwenen, die is Tweeoogje gevolgd en groeit nu voor haar raam.

Op een dag komen er twee arme vrouwen bij Tweeoogje in het kasteel om een aalmoes vragen. Tweeoogje herkent haar zusters en zegt dat ze bij haar welkom zijn. Ze zorgt goed voor haar zusters die  berouw krijgen over de slechte behandeling van hun zuster.
 
Dit zijn drie zwart/witte lantaarnplaten uit een tweetal WEDEA-series met het verhaal van Robinson Crusoe. Waarschijnlijk bestaat hiervan ook een ingekleurde versie. De volledige series met in totaal 24 platen zijn te zien bij Robinson Crusoe, deel 1.

WEDEA produceerde ook een aantal series lantaarnplaten met fotografische afbeeldingen, met titels als Artis, Nederland, Volendam, Marken. Hieronder een drietal voorbeelden uit de City Serie No 35, Artis.
 
  English version......  Wat is er nieuw op de site?  Handleiding voor deze web site.... ©1997-2022 'de Luikerwaal'
Alle rechten voorbehouden.
Bijgewerkt tot 21-04-2022.
Naar bovenrand pagina......