Lantaarnplaten en -plaatjes | |
DEEL 1:
DEEL 2: DEEL 3: |
SAMENGESTELDE PLATEN Beweegbare platen: Kircher bedacht al allerlei trucjes om zijn geprojecteerde schaduwbeelden te laten bewegen. Rond 1736 werden de eerste samengestelde, mechanisch beweegbare lantaarnplaten geconstrueerd. In het Latijnse boekwerk ‘Elementa Physices’ van de Nederlandse hoogleraar Pieter van Musschenbroek (1692-1761) vinden we beschrijvingen en afbeeldingen van dat soort platen. Waarschijnlijk werd hij geholpen door zijn broer Jan, die instrumentmaker was. De broers bedachten en fabriceerden verschillende mechaniekjes voor o.a. een draaiende beweging d.m.v. een snaar, of d.m.v. een trekstaafje, bevestigd aan het tweede glasplaatje waarop het te bewegen onderdeel van de afbeelding geschilderd was. Een op en neer beweging in de afbeelding werd mogelijk door aan het tweede glas een hefboompje te bevestigen. Deze platen werden in Duitsland ‘Hebelbilder’genoemd (Voorbeeld: een scheepje dat dobbert op de zee. Op het vaste glas was de zee geschilderd; op het beweegbare het schip.) Beweegbare platen zijn in tal van uitvoeringen verschenen. Daar waren heel ingewikkelde bij, met meer dan twee glazen op elkaar die, door middel van een mechaniekje, ten opzichte van elkaar verdraaid konden worden. Er is zelfs een exemplaar bekend dat bestaat uit vijf platen over elkaar. Naast platen met ronddraaiende of hefboombeweging waren er ook schuifplaten in velerlei uitvoeringen. Het bewegingseffect wordt hier verkregen door een tweede glas te verschuiven ten opzichte van het eerste. Het bewegende glas, of 'schuifglas', kan gedeeltelijk uit het houten frame worden getrokken, en weer terug worden geduwd. De veranderingen of bewegingen worden verkregen door beurtelings het ene of het andere deel van het onderwerp te maskeren, zoals bijvoorbeeld de positie van de arm van een politieagent die achter een hondje aanzit. Ook werd wel het ene deel van de voorstelling op het vaste glas aangebracht en het andere deel op het schuifglas. Zo kon men bijvoorbeeld de pupillen in de ogen van een boze schoolmeester heen en weer laten rollen. Er waren ook afbeeldingen met voorbijtrekkende bewegingen, ook wel ‘enkelvoudige panoramische platen’ genoemd. Zij bestonden uit een tweetal glazen, waarvan het eerste voor het andere langs geschoven werd. Het frame met het vaste glas blijft onbewegelijk in de lantaarn terwijl het lange bewegende glas voorbij de lensopening wordt geschoven. Voorbeeld: Een plaat met de afbeelding van een kudde dieren of een stoet monniken werd tijdens de projectie langzaam over de achtergrondplaat, waarop het landschap was geschilderd, geschoven. We kennen ook nog de ‘veranderende
beelden’ (Duits: Verwandlungsbilder). Dat waren glasplaten die tijdens
de projectie zeer snel verwisseld werden. Door de traagheid van het oog
ontstond dan, net als bij de film, een bewegingseffect (Zie ook: 'Schijven
en trommels'). De gedeelten van
de afbeelding die verwisseld moesten worden werden ook wel naast elkaar op
één plaat aangebracht en snel heen en weer getrokken. De Eidotrope was een soort chromatrope waarin tegen elkaar in draaiende schijven van geperforeerd metaal werden gebruikt, waardoor een patroon van heldere, wervelende witte stippen op het scherm verscheen. Gekleurde, transparante vellen werden gebruikt om de patronen kleur te geven.
Een
zeer bijzondere variatie was de Cycloidotrope, een soort spirograaf. Een
zwarte schijf van beroet glas draaide rond in de plaathouder, terwijl een
naald op een arm een spoor schreef in het roet. Dit werd zichtbaar op het
scherm als een heldere witte lijn die een regelmatig, geometrisch patroon
volgde, dat steeds ingewikkelder werd. De arm kon worden versteld terwijl
de schijf draaide, waardoor elkaar overlappende rosetten en gelijkvormige
figuren ontstonden. |
|
Bijzondere productiemethoden.... |
©1997-2024
'de Luikerwaal' Alle rechten voorbehouden. Bijgewerkt tot 16-04-2024. |
  |