|
Net als bij veel andere grote uitvindingen, zoals bijvoorbeeld de boekdrukkunst, is het
niet precies bekend wie de toverlantaarn heeft uitgevonden. In een oud geschrift van een Duitse
Jezuïeten pater en wetenschapper,
Athanasius Kircher, wordt de 'Laterna Magica' al beschreven. In de
uitgave van 1646 van zijn werk 'Ars magna lucis et umbrae' (De grote
kunst van licht en schaduw) werd een primitief projectiesysteem
beschreven, waarbij het door een spiegel weerkaatste zonlicht door
een lens op een scherm wordt geprojecteerd. De tweede editie,
gepubliceerd in 1671, bevatte de eerste tekeningen van een
toverlantaarn.
Er gaat een hardnekkig verhaal over deze geleerde priester. Het is
onwaarschijnlijk dat het op waarheid berust, maar het is een mooi
verhaal: De pater had een praktische toepassing voor het apparaat
bedacht. Wanneer hij 's
avonds een bezoek bracht aan de afvallige gelovigen, hield hij onder zijn
pij een eenvoudige toverlantaarn verborgen. Als praten niet meer hielp
ging hij over tot hardere maatregelen. Op het glas van zijn lantaarn had
hij een realistische afbeelding van de dood geschilderd die hij van
buitenaf op de perkamenten ramen van hun eenvoudige boerenwoningen
projecteerde. Dat had succes! De daaropvolgende zondagmorgen zat zijn kerk
weer stampvol.
|
Athanasius Kircher was zeker niet de eerste die een toverlantaarn
ontwierp. Rond de tijd dat hij zijn eerste tekeningen publiceerde, hadden
anderen, zoals onze 'eigen' Christiaan Huygens, de toverlantaarn al
beschreven en werd hij waarschijnlijk al tamelijk veelvuldig
gebruikt. In de boeken van Huygens vinden wij de eerste beschrijving van een complete,
werkende toverlantaarn en in 1659 vervaardigde hij al een
projectielantaarn met een drievoudige lens. Om die reden wordt
Christiaan Huygens vandaag de dag beschouwd als de meest
waarschijnlijke uitvinder van de toverlantaarn.
Christiaan was echter niet bepaald trots op zijn uitvinding. Hij
schaamde zich er voor toen bleek dat allerlei bedriegers zijn instrument
gingen gebruiken om er mensen schrik mee aan te jagen. Zijn vader, die aan
het hof van de Franse Zonnekoning Lodewijk XIV werkte, bestelde er eens
één op verzoek van de koning. Christiaan gaf hieraan geen gehoor omdat
hij bang was de familie Huygens belachelijk te maken. (Lees ook: Christiaan
Huygens, de echte uitvinder.)
|
|
|
|
Er zijn meer Nederlanders die een belangrijke rol hebben gespeeld bij de
ontwikkeling van de toverlantaarn. De Leidse hoogleraar Willem Jacob van 's
Gravesande en de instrumentmaker Jan van Musschenbroek hebben het apparaat
sterk verbeterd. (Lees ook: De oudste
toverlantaarn ter wereld.) Toen werd ook voor het eerst gebruik gemaakt van vierpits
olielampen. Voor die tijd werd meestal een kaars als lichtbron gebruikt.
De lantaarn en lantaarnplaten van Van 's Gravesande worden bewaard in
het Museum Boerhaave in Leiden.
|
Tot de tweede helft van de achttiende eeuw werd de toverlantaarn vooral
gebruikt door wetenschappers maar al gauw zagen allerlei andere lieden er
een goede broodwinning in. Luikerwalen,
mensen afkomstig uit Luik in Wallonië, sjouwden stad en land af voor
het geven van voorstellingen op kermissen, in kroegen en op jaarmarkten.
De regering had hen verboden nog langer door het land te trekken met het
dodelijke gif waarmee zij ratten plachten te bestrijden en dus zochten zij
een andere nering. Het projectiegerei dat zij op hun rug meedroegen hadden
zij meestal zelf vervaardigd.
Het is niet waarschijnlijk dat de wanstaltige persoon op
nevenstaande anonieme prent uit 1720 representatief is voor het
uiterlijk van de luikerwalen. Lantaarnisten en ook straatventers in
het algemeen werden in die tijd meestal karikaturaal afgebeeld. |
Er
begon een ware rage in het houden van 'lezingen met lichtbeelden'. Nieuwe,
veel sterkere lichtbronnen dan voorheen maakten het mogelijk een groot en
helder beeld te projecteren in grote
zalen en er kon ook vanachter uit de ruimte geprojecteerd worden. De
toepassing van kalklicht betekende wat de weergave betreft een enorme
verbetering. Het intense witte licht werd geproduceerd door het verhitten
van een stukje kalk, meestal met een vlam van gemengde zuurstof en
waterstof gassen. Helaas waren de ongelukken die erdoor ontstonden soms
rampzalig. |
|
|
Naast zijn functie in het amusement werd de toverlantaarn voornamelijk
aangewend 'tot lering van de mens'. Daarbij konden de zaken wel eens
behoorlijk uit de hand lopen. In het 'Nederlandsch Magazijn' no. 1 uit
1863 kunnen we lezen dat de ontdekkingsreiziger en missionaris
David Livingstone
de plaatselijke bevolking lantaarnplaten liet zien van 'de wonderen van de
schepping', maar bij gelegenheid ook het
zwarte volk der Balonda's hevig geschrokken het oerwoud in joeg toen hij
een lantaarnplaatje vertoonde met daarop een levensgrote Abraham die met
het mes in de hand klaar stond om zijn zoon Izaäk de doden.
(zie ook: De Bijbel) |
Tegen het einde van de negentiende
eeuw kon men de toverlantaarns met de bijbehorende lantaarnplaatjes vinden
in alle winkels voor natuurkundige werktuigen. Een van
de belangrijkste verkooppunten in ons land was de Amsterdamse firma
Merkelbach en Co., later een bekende speelgoedwinkel in de Kalverstraat.
De familie heeft nog een brief van het koninklijk huis in bezit waaruit
blijkt dat ook de kleine Wilhelmina graag en veel met haar toverlantaarn
speelde. De heer Merkelbach wordt daarin dringend verzocht zich aan het
paleis te vervoegen met een groot aantal toverlantaarnplaatjes teneinde
deze om te ruilen voor de lantaarnglazen waar Hare Koninklijke Hoogheid
finaal op uitgekeken was. Over een geldelijke vergoeding werd natuurlijk
niet gesproken. De eer moest maar voldoende zijn. (Lees hierover alles in:
Nieuwe plaatjes voor het prinsesje.) |
|
|
De toverlantaarn begon nu steeds meer door te dringen tot de huiskamer. De
modellen die hier voor verkocht werden waren veel kleiner als hun serieuze
broers. Voor de verlichting werd meestal gebruik gemaakt van een eenvoudig olielampje
of een kaars. Een schoorsteentje bovenop de lantaarn zorgde voor een goede
trek en de afvoer van verbrandingsgassen. Populair was ook de
'lampascoop', een toverlantaarn met een rond gat in de bodem, die je over
een gewone tafel-olielamp kon plaatsen. Zo'n lamp was in de meeste
huishoudens toch al aanwezig en dat spaarde dus mooi een extra lichtbron
uit. Om te voorkomen dat de lantaarn door het gewicht van de lens naar
voren zou gaan hangen werd het deksel in de achterwand verzwaard met zand.
De toverlantaarns verschilden erg in uiterlijk. De meest eenvoudige waren
gemaakt van blik en kostten nog geen gulden. Voor mensen die meer te
besteden hadden waren er ook duurdere. Die waren gemaakt van fraai
mahoniehout of waren ingelegd met handbeschilderde
tegels.
|
|
De lantaarns werden verkocht met bijbehorende
glasplaatjes. Op de glazen
stroken waren meestal vier of vijf ronde afbeeldingen afgedrukt, vaak van
sprookjesfiguren of 'uit het leven gegrepen onderwerpen en typen'. De
plaatjes werden meestal verkocht in doosjes met twaalf stuks en kostten
soms een paar gulden maar ook wel een paar honderd. De goedkoopste waren
voorzien van een soort plakplaatje. Deze eenvoudige plaatjes werden
aangeduid met een fraaie, maar beslist niet eenvoudige naam: decalcomanie.
De duurste waren met de hand geschilderd en gevat in een houten lijstje.
Daar waren echte kunststukjes bij.
|